door leerlingen van groep 3
Benodigdheden:- vouwblaadjes 12 bij 12 cm
- zwart papier 50 bij 15 cm
- plakkaatverf
- zwarte markeerstift
- appels
De kunstenaar
Andy Warhol (VS, 1928-1987) is een van de bekendste en succesvolste popart (popular art) kunstenaars. Popart kunstenaars kozen hun onderwerpen uit de massacultuur: reclame, tijdschriften, films, strips en grafische vormgeving. Met hun kunstwerken reageerden ze op de stortvloed aan beelden die over iedereen heen kwam. Warhol maakte zo zijn beroemde Campbell Soup kunstwerk.
Andy Warhol gebruikte in zijn kunstwerken afbeeldingen die verwezen naar de consumptiemaatschappij, bv. de Campbell Soup blikken en colaflesjes. Voorwerpen uit het dagelijks leven werden zo kunst. Zijn werken waren zeefdrukken, een techniek die tot dan toe aan in de grafische wereld werd gebruikt. Door te kiezen voor zeefdruk kon Warhol zijn kunstwerken in massaproductie maken.
Ook Hollywood en filmreclames waren een favoriet onderwerp van Warhol. Zijn zeefdrukken van Marilyn Monroe zijn wereldwijd bekend.
The Factory
Warhol werd zo beroemd dat hij gevraagd werd portretten in opdracht te maken. Hij deed dit volgens een vaste handelswijze: hij maakte meerdere foto's, koos de beste uit en maakte er een zeefdruk van. Daarna kleurde hij de print in met verf. Binnen een serie portretten veranderde hij details, bv, een andere kleur of omlijning.
Op het hoogtepunt van zijn roem werkten er meerdere mensen in Warhol's Factory. Kunst was een product geworden en de massaproductie van de kunstwerken sloot aan bij het onderwerp: de consumptiemaatschappij.
De les
Vertel over The Factory van Andy Warhol en dat we in de klas deze fabriek gaan imiteren. Vertel aan de hand van de kleurencirkel over complementaire kleuren. "Complementaire kleuren zijn kleuren die tegenover elkaar staan in de kleurencirkel. Ze versterken elkaar, ze laten elkaar stralen."
Check of de leerlingen het hebben begrepen. "Wat is de complementaire kleur van geel?" etc.
Laat de kleurencirkel op het bord staan, zodat leerlingen kunnen kijken welke kleur ze moeten gebruiken.
Leerlingen krijgen elk vier vouwblaadjes en een halve appel. De appel wordt gedrukt in de complementaire kleur van het vouwblaadje. Dus: is het vouwblaadje oranje, dan druk je de appel met blauw. Elke leerling drukt zo vier keer.
Laat drogen en plak de vier drukwerken op een strook zwart papier.
In de tweede les moet er nog een keer gedrukt worden. Kies de complementaire kleur van de eerste druk, dus op de blauwe appel komt nu een oranje druk. Laat de druk iets verschuiven, net als Warhol deed. Doe dit met alle vier drukwerkjes.
Laat drogen en omlijn de appel met een zwarte stift en teken pitjes en een steeltje.
Beeldaspecten: kleur, ruimte (overlapping)
Met dank aan Jeannette Janse