Door Fleur, groep 6
Benodigdheden:
- wit tekenpapier op A4 formaat
- viltstiften (geen watervaste!)
- penselen
- pot met water
- pastelkrijt
- vilt
- lijm
Salvador Dalí Salvador Dalí (Figueres, Spanje,1904 – 1989) was een veelzijdig kunstenaar. In zijn jonge jaren was Dalí geïnteresseerd in kunstschilders als El Greco, Michelangelo en Diego Velázquez. Hij richtte zijn aandacht in die tijd op het impressionisme en het kubisme. Dalí studeerde in Madrid van 1921 tot 1924. In 1929 ging hij naar Parijs. Daar leerde hij Pablo Picasso en André Breton kennen en sloot hij zich aan bij het surrealisme.
Door Neil, groep 6
Vroege periode (1917-1927)
In deze periode maakte Dalí vooral schilderijen van het landschap in de omgeving van Figueres. Deze werken tonen zijn verwantschap met het impressionisme en kubisme.
Overgangsperiode (1927-1928)
Deze periode wordt gekenmerkt door experimenteren. Hij gebruikt verschillende texturen, gemaakt met verfkunstharsen, grof zand, stenen, kurk en grind.
Surrealistische periode (1929-1940)
De surrealisten hadden niet voldoende aan logica alleen. Zij richtten zich op dromen en het onderbewuste. Dalí verkende zijn eigen angsten en fantasieën en legde ze door symbolische beelden op doek vast in een superrealistische, bijna fotografische stijl. Hij noemde zijn schilderijen ‘handgeschilderde droomfoto’s’.
Klassieke periode (1941-1989)
In 1941 stopte Dalí met de surrealistische stijl. Hij raakte gefascineerd door religie en moderne wetenschap en haalde zijn inspiratie uit de klassieke en renaissancistische kunst.
Aan het werk
Laat enkele surrealistische werken van Dali zien. De werken zorgen voor verbazing, verrassing of soms een schok. Leg het verschil uit tussen realisme (de werkelijkheid geschilderd op doek, alsof het een foto is) en surrealisme - realisme met vreemde elementen.
Bekijk het werk 'De olifanten'. Bespreek de surrealistische kenmerken: de olifanten zelf zien er realistisch uit, maar ze hebben veel te hoge poten. Op hun rug staan huisjes.
De leerlingen tekenen aan bovenaan het blad een olifant. Ik had per groepje foto's en tekeningen van olifanten neergelegd zodat ze die konden natekenen. Zet de olifant op hoge poten en zorg dat er in een van de poten een knik zit. Trek de tekening om met een donker gekleurde niet watervaste viltstift. Verf de olifant met water; doe het zo dat je met je penseel langs de omlijning trekt, zodat de inkt zich mengt met het water.
Laat het werk drogen. Teken een horizonlijn. Teken een zon op de horizon. Vul de achtergrond met pastelkrijtjes en veeg de kleuren door elkaar. Teken de schaduwen van de poten met zwart pastelkrijt. In deze tekeningen staan de schaduwen de verkeerde kant op, nl. naar de zon toe. Surrealistisch!
Knip uit vilt een kleedje en plak die op de olifant.
Door leerlingen van groep 6