woensdag 30 maart 2011

De gelaarsde kat?

Door Elaine, groep 8

Benodigdheden:
  1. wit tekenpapier op A4 formaat
  2. oostindische inkt
  3. penselen
  4. kroontjespen
  5. schoteltje
De gelaarsde kat is een Europees sprookje. De bekendste versie is in 1697 gepubliceerd door Charles Perrault als onderdeel van zijn verzameling Sprookjes van Moeder de Gans.
Het verhaal gaat over een arme molenaar die in zijn testament het minst waardevolle aan zijn jongste zoon nalaat: een kat. De kat zorgt er echter met allerlei slimmigheden voor dat de jonge molenaarszoon met de dochter van een koning trouwt.

Hoe zou het zijn als jouw lievelingsdier laarzen draagt? Wat voor laarzen zou hij dragen - regenlaarzen, cowboylaarzen, lieslaarzen, hooggehakte laarzen of laklaarzen?
Maak hiervan een tekening. Trek eerst op 1 cm van de kant een potloodlijn - dit wordt de sierrand. Schets de contouren van het dier met potlood en teken daarna met Oost-Indische inkt verder.
Ook het inkleuren gebeurt met Oost-Indische inkt. Doe enkele druppels inkt op een schoteltje en verdun dit met meer of minder water om grijstinten te verkrijgen. Vul tenslotte de paginarand met een patroon of een grijstint.

Door Evelina, groep 8


maandag 28 maart 2011

Raponsje

Door leerlingen van groep 3
Benodigdheden:
  1. tekenpapier A4 formaat
  2. zwarte fineliner, waterproof
  3. waterverf
  4. penselen
  5. pot water
  6. wol
  7. snijmesje en mat
  8. schaar
  9. tijdschrift
  10. lijm
Raponsje (Rapunzel) is een sprookje uit de verzameling van de Gebroeders Grimm. Het sprookje gaat als volgt:
Wanneer een vrouw zwanger is krijgt ze vreselijke zin in het eten van rapunzels, die in de tuin van een heks groeien. Haar man wordt door de heks betrapt als hij ze steelt. Hij mag de plantjes blijven pakken, als hij belooft dat de heks zijn kind krijgt.
Wanneer het meisje Raponsje geboren wordt neemt de heks haar mee en sluit haar op in een toren zonder trap of deur. De enige manier om binnen te komen is via het lange, blonde haar van Raponsje. Een jonge prins ziet dit en klimt via haar vlecht de torenkamer in. Raponsje wordt verliefd op de prins. Als de heks hun relatie ontdekt, verbant ze Raponsje naar een onherbergzaam oord. De prins springt uit wanhoop uit de toren, wordt blind en doolt jaren rond. Tenslotte vindt hij Raponsje. Haar tranen vallen op zijn ogen, waarna hij weer kan zien. En dan leven ze nog lang en gelukkig. De volledige tekst van het sprookje is te vinden op de site van de Efteling.

Laat plaatjes van torens zien en bespreek de kenmerken: kantelen, luiken, hoogte, verband in de stenen. Teken op het bord hoe stenen worden gemetseld in halfsteensverband en leg uit dat dit voor de stevigheid is.
Voordat het tekenen begint, moet er eerst een vlecht gemaakt worden die net zo lang is als het tekenvel. Gebruik hiervoor wollen draden. Ik heb de vlechten laten maken met hulp van leerlingen van groep 8. Hierna tekenen de kinderen een toren met bovenin een groot luik. De stenen moeten in halfsteensverband getekend worden (beeldaspect: textuur). Teken ook de omgeving van de toren. Kleur de tekening in met waterverf. Snijd (leerkracht!) het luik aan beide zijkanten open en vouw de luiken naar buiten. Zoek een plaatje van het gezicht van een jonge vrouw en knip dit uit. Plak het gezicht op een restje papier en leg het zo achter de tekening dat het gezicht voor het luik zit. Leg ook de vlecht ertussen en plak beide onderdelen vast.

vrijdag 25 maart 2011

De prinses op de erwt

Benodigdheden:
  1. gekleurd papier op A4 formaat
  2. verschillende lapjes stof
  3. erwt
  4. lijm
  5. stofschaar en gewone schaar
  6. restjes gekleurd knutselpapier, waaronder zilver en goudkleurig papier
Lees het sprookje 'De prinses op de erwt' van Hans Christian Andersen voor. Bespreek hierna hoe een echt prinsessenbed eruit zou kunnen zien. De kinderen knutselen het bed van de prinses op de erwt. Het (hemel)bed wordt gemaakt van stroken papier. Op de bodem van het bed ligt natuurlijk een echte erwt. Van stroken stof worden de matrassen geknipt - met een stofschaar! - en bovenop die hele stapel ligt de prinses. Misschien hangen er ook wel voile gordijntjes rond haar bed, of is er een kroontje op geschilderd?
Mooie les om het begrip textuur uit te leggen.

Door leerlingen van groep 3

dinsdag 22 maart 2011

Griekse vazen

Benodigdheden:
  1. bruin inpakpapier of een papieren zak
  2. zwarte fineliner of Oost-Indische inkt
  3. zwarte stift
  4. gekleurd papier voor achtergrond
  5. lijm
  6. schaar
In de Griekse oudheid speelde aardewerk in het dagelijks leven een grote rol. Het werd gebruikt om allerlei levensmiddelen in op te slaan en te bewaren, bijvoorbeeld wijn, olijfolie en water. Vaak werd het aardewerk versierd. Zo is er roodfigurig aardewerk waarbij de figuren rood zijn en de achtergrond zwart, en zwartfigurig, waarbij dit net andersom is. Op Wikipedia is nog veel meer informatie te vinden over Grieks aardewerk, en dan vooral over de verschillende stijlen in de versieringen van de vazen.
 Bekijk afbeeldingen van Grieks aardewerk. Bespreek enkele vormen:

  amfoor - kruik met aan beide kanten een oor waardoor hij gemakkelijk kon worden opgetild. Hij werd zowel voor vloeistoffen als vaste stoffen gebruikt.


krater - mengvat voor wijn en water. De Grieken lengden hun wijn altijd met water aan en soms voegden ze kruiden toe om de smaak te veranderen.


kylix - drinkschaal, plat of op een sierlijke voet, met twee horizontale oren. Aan de twee horizontale oren kon de schaal gemakkelijk worden doorgegeven.


stamnos - Een groot wijnvat met deksel en twee hoog opgezette oren. Meestal heeft de stamnos een buik die aan de bovenkant breder wordt, en een korte hals.



Bekijk de verschillende motieven (organische en geometrische) op de vazen en benoem deze: dieren, planten, bloemen, driehoeken, spiralen, fabelwezens enz. De leerlingen vouwen een stuk bruin inpakpapier dubbel en tekenen tegen de vouw een halve Griekse vaas naar keuze. Teken de vaas met een zwarte fineliner vol met figuren en randjes. Maak ook zwarte randjes waar je motieven uitspaart. Plak de vaas op een gekleurde achtergrond.

Griekse vazen, door groep 7

zaterdag 19 maart 2011

Sprookjeskasteel

Door Jelle en Dani, groep 6
Benodigdheden:
  1. wit tekenpapier A4 formaat
  2. Oost-Indische inkt
  3. kroontjespen
  4. waterverf
  5. penselen
  6. pot water
Rondom het thema 'sprookjes' is dit een leuke tekenles: teken een sprookjeskasteel.
Bekijk foto's van kastelen en bespreek de onderdelen ervan: kantelen, hoge dikke muren, ophaalbrug, torens, schietgaten, valhek enz.
Praat over de ligging van een kasteel: vaak op een hoog punt, om zo de omgeving te kunnen overzien. Laat zien dat veel kastelen omringd zijn door een gracht en bespreek waarom dit was.
 De leerlingen tekenen hun kasteel direct met Oost-Indische inkt op papier. Voeg details toe, zoals luiken, fakkeldragers of vlaggen. Teken ook een achtergrond, de omgeving waarin het kasteel staat. Kleur de tekening in met waterverf. Wijs de leerlingen erop dat ze veel water moeten gebruiken om lichtere kleuren te krijgen.

dinsdag 15 maart 2011

Surrealistische collage, in de stijl van Salvador Dali

Collage in combinatie met schilderen, Tristan groep 6

Benodigdheden:
  1. wit tekenpapier op A3 formaat
  2. tijdschriften
  3. schaar
  4. lijm
  5. plakkaatverf
  6. kwasten
Salvador Dalí (Figueres, Spanje,1904 – 1989) was een veelzijdig kunstenaar. In zijn jonge jaren was Dalí geïnteresseerd in kunstschilders als El Greco, Michelangelo en Diego Velázquez. Hij richtte zijn aandacht in die tijd op het impressionisme en het kubisme. Dalí studeerde in Madrid van 1921 tot 1924. In 1929 ging hij naar Parijs. Daar leerde hij Pablo Picasso en André Breton kennen en sloot hij zich aan bij het surrealisme.

Vroege periode (1917-1927)
In deze periode maakte Dalí vooral schilderijen van het landschap in de omgeving van Figueres. Deze werken tonen zijn verwantschap met het impressionisme en kubisme.

Overgangsperiode (1927-1928)
Deze periode wordt gekenmerkt door experimenteren. Hij gebruikt verschillende texturen, gemaakt met verfkunstharsen, grof zand, stenen, kurk en grind.

Surrealistische periode (1929-1940)
De surrealisten hadden niet voldoende aan logica alleen. Zij richtten zich op dromen en het onderbewuste. Dalí verkende zijn eigen angsten en fantasieën en legde ze door symbolische beelden op doek vast in een superrealistische, bijna fotografische stijl. Hij noemde zijn schilderijen ‘handgeschilderde droomfoto’s’.

Klassieke periode (1941-1989)
In 1941 stopte Dalí met de surrealistische stijl. Hij raakte gefascineerd door religie en moderne wetenschap en haalde zijn inspiratie uit de klassieke en renaissancistische kunst.

Door Jelle, groep 6

Instructie
Laat enkele surrealistische werken van Dali zien en bespreek wat opvalt: het werk lijkt op een foto, bevat 'vreemde' elementen - dingen die eigenlijk niet kunnen. De werken zorgen voor verbazing, verrassing of soms een schok. Leg het verschil uit tussen realisme (de werkelijkheid geschilderd op doek, alsof het een foto is) en surrealisme - realisme met vreemde elementen.

Aan het werk
Je maakt een surrealistische collage. Hiervoor knip je plaatjes uit tijdschriften en plakt op surrealistische wijze bij elkaar. Er mag, als er geen goede achtergrond te vinden is, bij geschilderd worden.

Achteraf
Bespreek de werken: welke surrealistische elementen zie je? En wat zijn de realistische onderdelen? Wat vind je van de combinatie?

Beeldaspecten: ruimte.
Techniek: knippen en plakken, collage.

zondag 13 maart 2011

Onder de deken, in de stijl van Gustav Klimt

Door Debbie, groep 8
Benodigdheden:
  1. wit tekenpapier op A4 formaat
  2. potlood
  3. viltstiften
  4. pastelkrijt
Gustav Klimt (Oostenrijk, 1862 – 1918) werd geboren in de buurt van Wenen. Hij volgde een kunstopleiding op de Weense Kunstgewerbeschule für Kunst und Industrie. Klimts werk bestaat uit schilderijen van veelal vrouwen, maar hij heeft ook muurschilderingen, tekeningen en collages gemaakt. Klimt is veel geroemd voor het gebruik van goud in zijn schilderijen. 
 Laat werk van Klimt zien, waaronder het schilderij 'Baby'. Bespreek de opvallende kenmerken bij het werk 'Baby': verschillende patronen in de deken, veel kleuren, de deken is belangrijker dan de baby, golvende lijnen om de plooien in de deken weer te geven.

De leerlingen krijgen een vel papier en tekenen hierop een baby die in zijn wieg onder een lappendeken ligt. De deken wordt verdeeld in glooiende vlakken, die allemaal anders worden ingekleurd. Gebruik hiervoor viltstiften. Met zwarte getekende streepjes aan de randen van de lapjes, wordt de lappendeken nog echter. Gebruik pastelkrijt voor een behangetje achter het bed.

zaterdag 5 maart 2011

Regenboogvis

Door Sam, groep 5
Benodigdheden:
  1. tekenpapier op A5 formaat
  2. liniaal
  3. potlood
  4. viltstiften
De leerlingen leggen het vel in de breedte neer en trekken van boven naar beneden dunne potloodlijnen met 1 cm tussenruimte. Goede meetoefening!
Hierop tekenen ze een vis en eventueel een bodemlijn. De vis wordt ingekleurd met viltstift, waarbij telkens dezelfde volgorde van de kleuren aangehouden moet worden. Wij kozen voor de volgorde van de kleuren zoals ze in de doos zaten. Vinnen, achtergrond en bodem moeten in dezelfde volgorde worden ingekleurd, maar natuurlijk moeten de kleuren hier wel verspringen ten opzichte van die van de vis.

dinsdag 1 maart 2011

In de stijl van Gaston Chaissac

Door Luuk, groep 5
Benodigdheden:
  1. tekenpapier op A3 formaat
  2. plakkaatverf in primaire kleuren
  3. kwasten
  4. pot water
  5. papieren doekjes
  6. dikke zwarte markeerstift
  7. zwart papier voor achtergrond
  8. lijm of nietapparaat
Gaston Chaissac (1910-1964) was een Franse schilder en dichter. Hij groeit op in een arm gezin en is vaak ziek. In 1934 verhuist hij naar Parijs en werkt als schoenmaker. Hij komt in contact met kunstenaars en besluit zichzelf te leren schilderen. In 1942 verhuist hij met zijn vrouw naar de Vendée. Het contact met Parijse kunstenaars en galerieën kan dan alleen nog per brief. Zijn werk werd alleen door hen gewaardeerd. Pas na zijn dood kreeg zijn werk erkenning bij het grotere publiek. Chaissac wordt een van de meest vrije en uitdagende figuren van de kunstwereld in zijn tijd genoemd. Hij gebruikte vele technieken en verwerkte ook vaak gebruikte materialen in zijn werk: schilderen van golfkarton, afkrabben van verf, gebruik van oude kranten, schillen, lappen etc. Daarnaast schilderde hij op elke ondergrond die hij tegenkwam, maakte pen- en inkttekeningen, aquarellen, olieverfschilderijen, collages en ongewone drie-dimensionale werken. Chaissac kenmerkte zijn eigen stijl als 'rustiek modern'. Hij wordt soms ook ingedeeld bij de kunststroming 'art brut' waartoe ook Dubuffet behoort.

Zonder titel, door Gaston Chaissac

Bekijk foto's van het werk van Chaissac en dan met name bovenstaand werk. Bespreek de opvallende kenmerken: dikke zwarte lijnen die kleurvlakken scheiden, weinig diepte, gezichten worden eenvoudig weergegeven, witte vlakken. Wat zouden die witte vlakken kunnen betekenen?
 Ik heb deze schilder mede gekozen om een les over het mengen van kleuren te geven. De leerlingen tekenen op hun vel eerst een hoofd en een of meer ledematen. Zet met potlood een kruisje in deze vlakken, want ze moeten wit blijven. Vervolgens wordt het blad met golvende lijnen verdeeld in niet te kleine vlakken. De leerlingen kiezen twee primaire kleuren verf en gebruiken deze om verschillende kleuren te mengen. Met deze mengkleuren worden de vlakken geverfd. Begin met de lichtste kleuren en voeg steeds wat meer van de donkere kleur toe. Als het werk droog is, worden alle vlakken omrand met een dikke zwarte markeerstift. Oneffenheden vallen zo weg onder de zwarte lijnen. Teken tenslotte ogen, neus en mond in het gezicht. Plak of niet het werk op een zwarte achtergrond.

Door leerlingen van groep 5